Rekenen zonder methode op de basisschool (deel 1)

“Minder instructie en meer coaching”. Dat is het idee achter Denken in Doelen. De leerling en zijn niveau zijn het uitgangspunt. Niet de leerstof, of de leerkracht. Wij kiezen voor rekenen-wiskunde zonder methode maar vanuit rekendoelen. Dit geeft de leerkracht meer gelegenheid om het rekenen op een andere manier aan te bieden (met hoofd, hart en handen) en zorgt bovendien voor duidelijkheid, een hoge betrokkenheid en eigenaarschap bij kinderen. In dit artikel nemen we u mee in het ontstaan van Denken in Doelen; we delen onze succesmomenten. En we kijken naar de toekomst. Rekenonderwijs op de basisschool kan echt anders!


In de praktijk:
Het is maandagochtend in een middenbouwgroep: Noor komt iets te laat binnen. Ze heeft het oude horloge van haar oma om haar arm. Trots laat ze het zien aan de groep.  Tijn heeft een oude klok bij zich en Saar de kalender uit de keuken. Kinderen hebben vorige week een woordweb gemaakt over het thema tijd en zijn in het weekend actief bezig met materiaal zoeken over tijd. Het rekenthema “tijd” spreekt aan en leeft direct bij de hele groep. Er wordt nog verder gesproken over alles wat de kinderen hebben meegenomen en wat ze al weten. Het ophalen van deze ‘voorkennis’ (Janson,2017) is heel belangrijk. Pas daarna komt de doelenlijst tevoorschijn.

Het gesprek gaat verder: Welke doelen kunnen de kinderen behalen? We kijken samen welke doelen bij welke materialen horen en elk doel krijgt een betekenis. Sommige kinderen weten al wat ze willen gaan leren, maar Stan zegt dat hij nog geen klok kan kijken. Hij vindt het spannend en moeilijk. Als ik vertel dat de wereldbol ermee te maken heeft, maar ook de zon, dan zie je grote vraagtekens in zijn ogen. Hoe kan tijd nou in de zon zitten? De nieuwsgierigheid is gewekt en kinderen hebben zin om te gaan rekenen met tijd. Deze week staan er voor twee doelen  instructies gepland. Eenieder die wil kan hieraan meedoen. Ik stel tijdens de instructie een onderzoeksvraag die we door middel van het inzetten van de vertaalcirkel (Borghouts, 2011/2012) uitwerken.

In de bovenbouw staat het onderwerp breuken deze maand centraal. Op een duidelijke plek in de groep hangt ook hier de doelenlijst. Alle kinderen werken aan een doel wat past bij hun eigen niveau. Ieder kind verzorgt zijn eigen materiaal en houdt op een doelenlijst zelf bij welke doelen er al zijn behaald en welke doelen niet. Ook in deze groep kun je zien dat de kinderen niet alleen op het platte vlak bezig zijn met rekenen. Overal hangen posters, met uitgeknipte taarten en pizza’s. Op de gang oefenen de kinderen met een breukenlied, dat ze zelf hebben geschreven. Iedereen is gemotiveerd aan het werk. Kinderen helpen elkaar en je ziet jaargroepoverstijgende samenwerking ontstaan.

Ook hier geeft de leerkracht maar twee keer in de week een instructie over een doel. Verder maken de kinderen gebruik van filmpjes op bijvoorbeeld Youtube en andere materialen en middelen  om zich de strategieën aan de leren. De leerkracht heeft hierbij een coachende rol (Velthausz & Winters, 2014) en kijkt samen met de kinderen welke doelen er behaald kunnen worden. De leerling kan zelf bewijzen of een doel of strategie wordt beheerst (Janson, 2017). Kinderen plannen, controleren, reflecteren op eigen werk, helpen elkaar en durven initiatief te nemen. Het zijn allemaal kwaliteiten die bij de ‘21e-eeuwse vaardigheden’ horen (Janson, 2017,Gresnigt, Slangen, & Brouwer 2017) . Kinderen werken op hun eigen niveau aan rekenen en dat binnen de veilige muren van de eigen groep.

Uitgangspunten van Denken in Doelen:

De paragraaf hierboven beschrijft het rekenonderwijs van Jenaplanschool de Kring uit Woerden. De methodiek van Denken in Doelen is ontstaan en ontwikkeld in de praktijk van deze basisschool en is later verdiept en uitgewerkt. Met de Jenaplanuitgangspunten ‘samen’ en ‘levend’ (Velthausz & Winters, 2014) in de onderwijsvisie, strookte een traditionele rekenmethode, waar de leerstof centraal staat in een jaargroepensysteem, niet. Met het team ontwikkelde we daarom een andere visie op het geven van rekenonderwijs.

Denken in Doelen gaat uit van periode onderwijs. Periode onderwijs vormt ook een van de uitgangspunten van de vrije school. “Vrije scholen werken vanuit een mensbeeld, met lichaam, ziel en geest. Deze visie vraagt om een geïntegreerde aanpak van onderwijs” (website vrije scholen). Bij Denken in Doelen betekent dit dat de kinderen een langere periode (drie tot vier weken) aan een thema binnen het rekenonderwijs werken. Deze thema’s, zoals bijvoorbeeld geld of tabellen en grafieken, zorgen voor samenhang in de stof.

De rekendoelen krijgen een plek binnen een van deze thema’s. Hiervoor hebben we doelenposters, met daarop de ‘kinddoelen’ ontwikkeld. Deze doelen gaan uit van het streefniveau, “1S” (Meijerink, 2008) De posters krijgen een prominente plek in het lokaal. De doelenposters zijn niet ontwikkeld voor jaargroepen, maar voor twee of drie leerjaren ineen. Dit omdat niet ieder kind op hetzelfde niveau rekent, alleen maar omdat ze in hetzelfde kalenderjaar geboren zijn.  Het zou heel vanzelfsprekend moeten zijn om het rekenonderwijs af te stemmen op de leerlingen, in plaats van de leerstof en het tempo van een methode als uitgangspunt te nemen (Janson, 2017). Ook in de wet op primair onderwijs wordt het in artikel 8 duidelijk aangegeven:

WPO – artikel 8:

1: het onderwijs wordt zodanig ingericht dat de leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen. Het wordt afgestemd op de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen.

Doordat de kinderen kunnen werken aan de leerdoelen die voor hen op het juiste niveau zijn, groeit het plezier in rekenen en het zelfvertrouwen.  En doordat de stof meer met elkaar verbonden is, wordt ook de effectiviteit van het leren groter (Janson, 2017). Ook voor de leerkrachten heeft het voordelen om voor een langere periode aan hetzelfde thema te werken. Zij kunnen gaan werken met ‘blokvoorbereidingen’. Het thema wordt in een keer voorbereid (van der Eerden & Espeldoorn, 2017). Daardoor kunnen de leerkrachten voor een langere periode beredeneerde keuzes maken. Ook zij krijgen meer eigenaarschap en zicht op de leerlijnen.

De leerkracht krijgt dus een steeds meer coachende rol en de groep leerlingen bepaalt steeds meer wat er geleerd gaat worden en op welke manier. Dit is een tweede belangrijk uitgangspunt van de methodiek van Denken in Doelen. Reflectie en het geven van feedback krijgen een belangrijke plek tijdens de rekenles. Hierbij bevestigt de leraar wat al goed gaat en is hij kritisch over wat nog niet goed gaat. De leerkracht en kinderen geven elkaar aanwijzingen over hoe er verder geleerd kan worden ( Imming, 2017). Er ontstaat veel samenwerking. Kinderen uit een hoger leerjaar kunnen kinderen uit een lager leerjaar helpen met het uitleggen van doelen die zij al beheersen. Dit versterkt het gevoel van zelfvertrouwen en zorgt dat het behalen van de doelen geen onderlinge competitie wordt, maar juist een proces van de hele groep.

Aan het eind van een thema bewijzen de kinderen welke doelen ze hebben behaald. Dit kan door bijvoorbeeld een schriftelijke toets, maar doelen kunnen ook op een andere manier behaald zijn. Bijvoorbeeld door het aanleren van een liedje, of doordat een leerling erover kan vertellen. Het registreren van de behaalde doelen gebeurt dus pas aan het eind. Dit om te voorkomen dat er tussendoor teveel tijd opgaat hieraan en er te weinig tijd overblijft voor observatie, instructie en begeleiding (van Bree, 2017). Ook omdat rekenonderwijs veel meer is dan alleen het geven van het goede antwoord (Janson, 2017).

Tags: